Zuidelijk transept

Het zuidelijk transept is versierd met een roosvenster dat twaalf lobben telt.
Dat is uitzonderlijk in de Brabantse gotiek, waar in de dwarsbeuken gewoonlijk glasramen werden geplaatst.

Onder het roosvenster rust op een bank een 17de-eeuwse houten boot,
met daarop Béatrice Soetkens, het mirakelbeeld van Maria en de schipper. Lange
ijd werd deze gift, zoals bevestigd in de archiefstukken, toegeschreven aan Michel Angeliwenoni, chirurgijn van
de aartshertogen Albrecht en Isabella. Zijn grafschrift is te zien aan de eerste linkerzuil van
het schip. Maar als je de cartouche die aan de boot hangt nauwgezet bekijkt, dan springt
de opvallende gelijkenis in het oog met de buste van ridder de Bourgeois bovenaan op zijn grafmonument,
dat aan de eerste zuil rechts is bevestigd. Misschien was Angeliwenoni’s gift
een andere boot, die inmiddels verdwenen is ?

De beelden van de heilige Hubertus en de heilige Barbara staan tegen het portaal.

Rechts hangt een groot doek van Erasmus Quellinus de Oude met daarop De onthoofding van
de heilige Barbara. De toren waarin zij gevangen zat, heeft
drie ramen die de Heilige Drievuldigheid symboliseren; de palmtak staat dan weer symbool voor haar martelaarschap.
De heilige Barbara leefde in de 3de eeuw. Omdat ze haar geloof in Christus weigerde af te zweren, werd ze ter dood veroordeeld en door haar eigen vader onthoofd.
Het schilderij werd gerestaureerd op verzoek van koning Albert I.
Boven de biechtstoel stelt een 16de-eeuws paneel De Annunciatie voor: het moment
waarop de aartsengel Gabriël aan Maria komt melden dat zij de ‘zoon van God’
zal baren. De details bewijzen dat het hier om een uitzonderlijk talentvolle schilder gaat, maar zijn naam kennen we (nog) niet.

Voor de deur die naar de sacristie leidt, ligt de grafsteen van Jean-Baptiste Rousseau
(1670-1741). Hij werd eerst begraven in de kerk van de ongeschoeide
karmelieten, maar toen die rond 1910 werd afgebroken werd het graf overgebracht naar de Zavel. Op de grafsteen
stond ooit: ‘Hier rust de Illustere en Ongelukkige Rousseau. Brabant was zijn graf,
Parijs zijn wieg.’
oven aan de rechtermuur bevindt zich de cenotaaf, die hier kwam
in opdracht van koning Leopold I en door de goede zorgen van J.B. Nothomb, minister van Binnenlandse Zaken.
Het monument is gedecoreerd met een buste van Rousseau, een werk van de Doornikse beeldhouwer Jean Félix Dumortier (1801-1868).

Het was hertog Léopold d’Arenberg die dit genie van de Franse literatuur,
de zogenaamde ‘Grote Rousseau’, genereus ontving
in zijn paleis op de Zavel. Rousseau werd ‘de Grote’ genoemd om
hem te onderscheiden van de andere, tegenwoordig bekendere Rousseau, Jean-Jacques. Jean-Baptiste was een
befaamd auteur van lyrische teksten maar gaf zijn (in veel gevallen denkbeeldige) vijanden de schuld van zijn mislukkingen. In 1712
werd hij voor het leven verbannen wegens ‘het schrijven en verspreiden van onreine, satirische en lasterlijke verzen’.
Als vluchteling in Brussel maakte hij ruzie met Voltaire, die hij vooral bij de Arenbergs ontmoette. In een brief die werd opgenomen in een bundel die in
1820 in Parijs is gepubliceerd, verweet hij Voltaire dat hij een schandaal had veroorzaakt
tijdens een mis in Onze-Lieve-Vrouw ter Zavelkerk.

Links, voorbij het portaal van de Sint-Marcoenkapel, staat het beeld van Maria met Kind, de Onze-Lieve-Vrouw der Overwinningen in de Zavel.
Jammer genoeg is dit niet meer het originele beeld. Dat werd verbrand door calvinisten tijdens de godsdiensttroebelen van de 16de eeuw.
Het huidige beeld is een schenking van aartshertogin Isabella, gouvernante
van de Nederlanden en dochter van koning Filips II van Spanje. Zoals soms gebruikelijk in mediterrane
landen is het Mariabeeld slechts rudimentair bewerkt: alleen het hoofd en de handen zijn gebeeldhouwd.
Het is dan ook een beeld dat in een kerkruimte
niet zonder kleding zijn plaats kan innemen. De mantel van de Maagd van de Zavel
is rijkelijk geborduurd en werd geschonken door de families
Van der Vaeren en Waucquez.

<
>